De aanloop naar het Poortgebouw

Herinneringen uit de tachtiger jaren

Het Poortgebouw kwam er voor woonvereniging Willemina niet zonder slag of stoot. Jarenlange strijd in de krochten van de gemeentelijke politiek, langs democratische paden tot rechtszalen aan toe, het 70-er-jaren idealisme en soms zelfs strijd tegen gelijkgestemden in, was nodig om het gebouw te maken wat het nu is, meer dan 30 jaar later nog steeds een unieke oase in een immer drukker wordende stad. Het was zeker niet gelukt zonder het niet aflatend optimisme, maar vooral ook het onvermoeibare doorzettingsvermogen van het kleine aantal initiatiefnemers van het eerste uur, waarvan een aantal nog altijd in het Poortgebouw wonen. Daarvan moeten in ieder geval genoemd worden Bart en Mechtild, Ted, Margreet en Pieter (Jonkergouw). Ook wij, Pieter en Pauline, waren praktisch vanaf het eerste uur bij de initiatieven betrokken, maar wij speelden geen centrale rol in de aansturing van de processen.
Er is veel werk verzet in die jaren, tussen 1983 en de oplevering van de Poort in 1987/88. Veel van die activiteiten zijn het waard om apart, in meer detail en uitvoeriger te bespreken. Het onderhavige stuk geeft slechts in vogelvlucht een overzicht van de dynamische ontwikkelingen waarmee we gezamenlijk de Poort hebben gerealiseerd.

Het begin
Ook in de tachtiger jaren was er woningnood in Amsterdam, de huizenprijzen waren nog op een historisch dieptepunt, van achterstand in onderhoud was alom sprake. En ook de financiële middelen waren feitelijk even beperkt als ze heden ten dage zijn. Het vinden van geschikte betaalbare woonruimte in Amsterdam voor ‘starters’ met gezinsuitbreidingswensen was ook toen bepaald geen sinecure. Het water stond velen van ons qua woonmogelijkheden en woongenot aan de lippen. De oude wijken rondom het centrum waren weliswaar nog niet echt ontdekt als speculatieobject, maar gespeculeerd werd er wel zeker. Maar mede dankzij de Nieuwmarktrellen van halverwege de jaren ’70 was het tij van grootschalige afbraak van oude wijken en woningen wel al gekeerd en groeide de waardering voor oude industriële gebouwen die een nieuwe bestemming konden krijgen. Er was destijds in Amsterdam zelfs een stimuleringsregeling die het ombouwen van een werkpand in een woonpand moest ondersteunen, de premie D regeling.

In die periode, medio 1983 vormde zich een groep woningzoekers, die onder het motto ‘Goed en Goedkoop Wonen’ plannen ontwikkelde om een bedrijfspand om te bouwen tot wooneenheden. Dat moesten koopwoningen worden, maar ook was er de wens om hierbij huurwoningen te realiseren, waarmee het motto, een ‘sociaal woongebouw’ invulling gegeven werd: ‘mensen met een grotere beurs maken het aantrekkelijk wonen ook voor minder draagkrachtigen mogelijk’. Ook werkte de groep in dit verband serieus aan een antispeculatiebeding, om te voorkomen dat als er een pand gerealiseerd zou worden, de eerste bewoners niet ‘ten onrechte’ zouden profiteren van de input die de groep gezamenlijk had geleverd (en daarmee een barrière op zou werpen voor toekomstige bewoners). Onder deze toenmalige groep waren veel mensen die elkaar goed aanvulden, die de weg kenden binnen de gemeentelijke (huisvestings)kanalen, de overheidssubsidies, woningbouw en -verbouw, financiën, allemaal onmisbare kennis en ervaring en voorwaarden voor een succesvol traject. Een aantal van hen wonen ook nu nog in het Poortgebouw. Maar zo ver was het nog lang niet, ……

Rath & Doodeheefver
Een geschikt pand werd gevonden: het hoofdkantoor van de behangfabriek firma Rath & Doodeheefver aan de Prinsengracht 734, een gebouw uit 1912 met als bijnaam ’Het Behangselpaleis’. Het was een statig en enorm gebouw, zeven etages hoog, dat via de binnentuinen ook nog in verbinding stond met twee kleinere panden aan de Reguliersgracht en een aantal pandjes aan de Noorderstraat. Heel groot dus, heel veel ruimte en veel mogelijkheden. Enthousiasme alom in de groep, en een stimulans voor snelle acties voor ideeontwikkeling, bestudering van mogelijkheden voor opdeling van de vele ruimtes in geschikte appartementen, maar ook acties richting financiers, hypotheekverstrekkers, juridische constructies en niet te vergeten, activiteiten voor uitbreiding van de potentiële bewonersgroep, want het pand was wel erg groot. De strategie van ‘de boom wordt hoe langer hoe dikker’ bleek hiervoor prima te werken: geïnteresseerde vrienden en kennissen werden bij het project betrokken.
Een projectontwikkelaar werd ook snel gevonden: het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten (BNG) (op het Westeinde), destijds nog een semioverheidsbedrijf. Een aantal jaren na hun inspanningen voor ons en na een twijfelachtige overname door ABNAMRO in 2007 bleek het BNG betrokken in een enorme vastgoedfraude rondom het Bouwfonds en het Philips Pensioenfonds van naar schatting 250 miljoen euro, een zaak die bekend zou worden onder de codenaam ‘de Klimopzaak’. Maar daar had onze zoektocht voor een geschikt woongebouw niets mee te maken. Het BNG kon vanuit hun (destijds nog) sociale interesse veel sympathie opbrengen voor ons initiatief voor ‘Goed en Goedkoop wonen’ en ondersteunde ons daar ten volle in. Maar het opzetten van een juridisch waterdichte constructie voor een gezamenlijke koop van het pand en het verkrijgen van een hypotheek bleek vooralsnog een horde te ver. De voorbereidende activiteiten kostten veel tijd en we waren er nog volop mee bezig toen onverwacht bekend werd dat het pand voor onze neus was weggekocht door een beleggingsmaatschappij die wel in een keer de meerdere miljoenen guldens op tafel kon leggen en hier dure koopappartementen in wilde vestigen…… De groep viel gedesillusioneerd uit elkaar, terug naar af, en ieder moest weer verder met de deprimerende zoektocht naar geschikte woonruimte.

Het Poortgebouw
De desillusie bleek van korte tijd, enige weken later, in het voorjaar van 1984, wekte het BNG onze interesse met het Poortgebouw. Zij hadden als een van de gegadigden het gebouw aangeboden gekregen van de gemeente met het verzoek om er ‘iets’ mee te doen en een ‘woonbestemming’ waar ze met ons, met Rath & Doodeheefver reeds mee bezig waren geweest, paste hier prima bij. Het gebouw stond sinds het vertrek van het Wilhelmina Gasthuis naar het AMC in 1983/84 al enige tijd leeg. De eindeloze discussies in het ‘Centraal Overleg WG-terrein’ (COWG), het overleg tussen de gemeenteraad en B&W met de buurt, wijkopbouworgaan, de (buurt)gezondheidszorg, het ziekenhuiswezen en psychiatrische zorg over de bestemming van het gehele WG-terrein, hadden er in ieder geval al wel toe geleid dat overeenstemming bestond over een gedeelde functie voor het Poortgebouw: gezondheidszorg en een woonbestemming.
Het kostte ons weinig tijd om het pleit te beslissen, op naar het Poortgebouw ….

Als essentiële voorwaarde werd de coöperatieve woonvereniging Willemina opgericht. De architectengroep ging aan de slag met het ontwerp voor de indeling van het gebouw in appartementen, anderen werkten de mogelijkheden uit om zowel koop- als huurwoningen te realiseren, weer anderen verdiepten zich in de financiële en juridische zaken en maakten afspraken met het Bouwfonds als projectontwikkelaar, en als hypotheekverstrekker werd de Verenigde Spaarbank bij de voorbereidingen betrokken. Iedereen spande zich tevens in om uit eigen kennissenkring nieuwe geïnteresseerden bij de groep te betrekken. Ook sloot een aantal publiek bekende CPN’ers zich bij ons initiatief aan.

Het sociaalpsychiatrisch dienstencentrum
Een snelle ontwikkeling van het pand bleek overigens ijdele hoop…. In het COWG deed de vraag zich voor of er in het Poortgebouw toch niet beter een sociaalpsychiatrisch dienstencentrum kon worden ondergebracht, een optie die duidelijk de eerste voorkeur van de buurt had. Overigens, als de gemeente niet aldus zou besluiten kon een woonfunctie ook op ondersteuning van de buurt rekenen, zeker ook omdat wij als woonvereniging Willemina, murw van het lange wachten en de vele onderhandelingen, maar ook omdat dit binnen de toenmalige initiatiefgroep geen probleem bleek, akkoord gingen met een toewijzingssysteem met de voorwaarde dat 50% van de toekomstige bewoners zou bestaan uit mensen die ‘uit de buurt’ zouden komen. Maanden vertraging, maar begin 1985 kwam uiteindelijk het gemeentelijke besluit af om het sociaalpsychiatrisch dagcentrum niet in de Poort te vestigen en nam de gemeente tevens het principebesluit om het Poortgebouw aan het Bouwfonds te verkopen en de grond in erfpacht uit te geven. Met als randvoorwaarde dat het monumentale karakter behouden diende te blijven kon de echte ontwikkeling beginnen, en zo geschiede….

Creatieve uitdagingen
Hoewel, er moesten nog heel wat hobbels genomen worden. De bouwkundige en architectonische hobbels waren groot, maar ook een forse uitdaging aan de creativiteit, vooral de afmetingen van de Poort met zijn zeer hoge verdiepingen en de toenmalige ziekenhuisindeling leverde onconventionele ontwerpen op, met veel entresols, en zelfs in een aantal woningen nog een verhoogd plafond, maar mooi ….!
Een initiële peiling van de woonwensen van toekomstige bewoners leverde al direct spannende, maar ook onoverkomelijke tegenstellingen op. Zo waren er bijvoorbeeld één-persoons huishoudens die een woning wensten met een oppervlak van tweemaal de huidige vierkamerwoningen in de zijbeuk. En ondanks het feit dat die wensen door de potentiële bewoners nogal eisend naar voren werden gebracht, waren dat wensen die ons direct met de neus drukten op het feit dat de criteria die wij nog aan het ontwikkelen waren voor woningtoewijzing helder en ondubbelzinnig moesten zijn, en vooral een invulling moesten zijn voor ons motto: een sociaal woongebouw.
Een andere wellicht nog grotere uitdaging was het realiseren van appartementen, met voldoende daglicht en buitenruimte, op de zolderverdiepingen in het middenstuk en de zijbeuken. En dat zijn er nogal wat: 14 appartementen inclusief de huidige vier 2-etagewoningen. Zonder een bewoonde zolderverdieping zou het gehele project onbetaalbaar zijn. Creativiteit was er voldoende aanwezig, maar zonder ingrijpende aanpassingen aan het dak van het monumentale pand, het verwijderen van aanwezige houten dakkapellen ten behoeve van de inpandige balkons, bleek de eis voor voldoende daglicht en buitenruimte niet realiseerbaar.

Gemeentelijke obstructie
Maar een volgende hobbel lag al klaar. De gemeente formuleerde de wens dat de te realiseren appartementen wel zouden moeten voldoen aan de sociale woningbouwnormen. Met andere woorden, lage woonruimtes, beperkte kamergroottes, enz. Onze enthousiaste ontwerpen leken rijp voor de vuilnisbak. Ook het door ons ingehuurde architectenbureau (Nust) kon er met die normen geen chocola van maken, de Poort liet zich niet in sociale woningbouwnormen persen. Dat had ieder van ons weliswaar direct al gezegd, maar de gemeente moest daar wel van overtuigd worden, en op dit punt leek er daar aanvankelijk weinig flexibiliteit te zijn.
Voor een deel van de toekomstige bewoners, m.n. de CPN-groep was dat de druppel, waarop zij en-masse besloten om uit ons Willemina-initiatief te stappen. Onopgemerkt bleef dit niet in de gemeente, want korte tijd later bereikte ons het verzoek om de namen van alle potentiële bewoners, inclusief hun huidige woonlocatie, bij de gemeente in te leveren. Het leek een vorm van gemeentelijke ballotage en een check op de 50% buurtbewoners-eis, maar het vermoeden was sterk dat dit een verpakt staaltje van politieke kinnesinne was, waarbij de toenmalige PvdA wethouder Schaeffer (“in geouwehoer kun je niet wonen”) zijn CPN-collega’s een voet dwars wilde zetten. PvdA en CPN bleken ook op dit niveau in hoge mate incompatibel. Maar toen uit de inventarisatie bleek dat de CPN-groep uit de woongroep Willemina vertrokken was, en bovendien aan de 50% buurtbewoners-eis werd voldaan, bleek het pleit ook voor de gemeente beslecht en zetten zij zich vol voor ons in. De sociale woningbouwnormen waren van tafel en in juli 1985 werd de aanvraag voor een bouwvergunning bij B&W ingediend.

De Groote Keijser
Maar ondertussen moesten er in de gemeente toch ook nog wat andere harde noten gekraakt worden. De Groote Keijser, het roemruchte kraakpand aan de Keizersgracht 242-252, wierp haar schaduw ook over ‘ons’ Poortgebouw. Na langdurige onderhandelingen met de krakers waren de panden in 1980 door de gemeente opgekocht en in beheer genomen, met het idee ze later over te dragen aan een Amsterdamse woningbouwvereniging. Zo voorspoedig verliep dit echter niet en de gemeente bleef met de Groote Keijser zitten en moest nu zelf het pand geschikt maken voor diverse bewoning. Voor de noodzakelijke verbouwingen moesten de krakers derhalve tijdelijk elders gehuisvest worden, en was het Poortgebouw hiervoor dan geen ideale mogelijkheid? Aldus werden zij ondergebracht in het Poortgebouw, in de oude ziekenhuisruimten die weliswaar slecht waren toegesneden op bewoning, maar, zo dacht de gemeente destijds blijkbaar, dat hoeft voor de krakers geen bezwaar te zijn, zeker niet met het vooruitzicht van de latere huisvesting op de Keizersgracht. En zo woonden de krakers in 1985-1986 in de Poort, waarbij zij overigens wel de toezegging hadden gedaan om hier weer uit te vertrekken zodra ‘hun eigen’ verbouwing gereed zou zijn. Voor ons betekende het overigens wel weer de zoveelste vertraging met toch ook aanhoudende onzekerheid.

De Welstandscommissie
Wel gaf het ons de kans om de noodzakelijke voorbereidingen, de bouwkundige ontwerpen, de financiering, de hypotheken, de erfpacht, afspraken met de notaris, de borging van onze woonvereniging Willemina, het zorgen voor voldoende toekomstige bewoners, en wat dies meer zij, minder haastig af te ronden. Wij moesten toch wachten totdat het Poortgebouw (weer) beschikbaar zou komen.
Een groot succes was dat we erin slaagden om in aanmerking te komen voor de toenmalige premie D subsidie. Dit was een stimuleringsregeling in het leven geroepen om de verbouwing van industriële panden tot woonpanden te stimuleren, en zo een bijdrage te leveren aan de strijd tegen de woningnood. Het was voor velen van ons een forse aanmoediging om de nodige financiële stappen te durven zetten. Per appartement kon deze overheidsbijdrage oplopen tot wel fl.20.000, toch wel een forse slok op een borrel.
De bouwplannen werden in nauw overleg afgestemd met de architectencommissie voor de oude stad Amsterdam – de welstandscommissie – ontworpen en op een aantal onderdelen aangepast. Op 18 december 1985 concludeerde de welstandscommissie dat er harerzijds geen bezwaar bestond tegen afgifte van een bouwvergunning. Zij juichte het bouwplan toe en concludeerde dat de stedenbouwkundige context met de verbouwing niet werd aangetast. De bouwplannen werden op 12 februari 1986 met een publicatie in dagbladen publiek gemaakt. Op 8 juli werd de aanvraag voor een bouwvergunning ingediend die op 18 september 1986 door B&W aan het Bouwfonds werd verleend t.b.v. ‘het veranderen en vergroten van een gedeelte van het gebouw Helmersplantsoen 104/106 (het Poortgebouw)’.

Het buurtprotest
De vergunning en onze bouwplannen werden ter inzage gelegd. Tegen onze verwachting in kwam hierop een forse reactie van de buurt, een georganiseerd protest van de ‘overburen’ in de Helmersstraat, cynisch genoeg mede aangevoerd door een aanvankelijk lid van onze woonvereniging Willemina (woonachtig in de Borgerstraat), die hier om niet geheel doorgrondelijke redenen was uitgestapt. Zij maakten bezwaar tegen de aantasting van het monumentale karakter van het pand, met name het aanbrengen van de inpandige balkons (loggia’s) in het middendeel, waarvoor de houten dakkapellen zouden moeten sneuvelen, alsmede tegen de balkons die op tweehoog tegen de zijvleugels werden aangebracht. Als alternatief suggereerden zij om geen appartementen op de zolderverdiepingen te vestigen, of als de bewoning van de zolderverdiepingen per sé noodzakelijk was, dat verplaatsing van de inpandige balkons naar de noordzijde (dus een 180o draaiing van de woningen), wel een aanvaardbare optie zou zijn. Voor ons onaanvaardbare aanpassingen die de haalbaarheid van het hele project zouden aantasten.
De gemeente, die nu volledig op onze hand was, zag de risico’s van het protest niet al te zwaar in, en garandeerde ons dat zij onze plannen zelf wel afdoende in het geding zou verdedigen. Wij zouden zelf geen verdediging hoeven voeren. Wie schetst onze schok dat desalniettemin de bouwvergunning werd opgeschort, en dat we dus gedwongen werden in hoger beroep te gaan.

Het hoger beroep
Niet geheel armlastig als vereniging Willemina met tenminste 33 leden, en ervan overtuigd dat we verder geen risico’s meer konden lopen, namen wij het gerenommeerde advocatenkantoor Stibbe, Blaisse & De Jong in arm, die ons in hoger beroep zou moeten verdedigen. We vertrouwden de verdediging van onze plannen niet meer toe aan de gemeente, maar stemden ons pleidooi natuurlijk wel nauw met hen af. Een respectabele pleitnota werd samengesteld. Nu zouden we echt van ons laten horen!!! Het kostte ons ieder fl.1.000, toch nog wel een heel bedrag in die tijd. Het beroep speelde op 28 november 1986, een zitting van de Commissie ex art.14 Wet AROB van de gemeente Amsterdam. En wij kregen ons gelijk! Op 5 december 1986 kon de vlag uit: het verzoek om schorsing van de bouwvergunning werd opgeheven. De verbouwingen konden beginnen, hypotheken konden worden afgesloten koopaktes konden worden getekend. Op naar 33 casco’s waar eenieder volgens zijn eigen wensen het appartement kon invullen.

De sloop
En haast was nu wel geboden. De krakers van de Groote Keijser waren eind 1986 vertrokken, maar nu stond het pand leeg, tenminste, …. leeg? Nu bleek de Poort bevolkt door zwervers die hier een welkom onderdak vonden tegen de kou. Het was een koude winter. Er werden zelfs binnenshuis vuurtjes gestookt om zich te verwarmen, en het zou ons toch niet overkomen dat na die jarenlange ellende het pand aan het einde van de rit zou afbranden. Dus, meteen de slopers erin, die voor zover er nog enige leefbaarheid in het pand aanwezig was, dit vakkundig verwijderden. Brand werd voorkomen, de zwervers werden verjaagd.
De lente kwam, de zomer ging en gaandeweg tekende in 1987 de verschillende appartementen zich in al hun uniciteit en schoonheid af. Iedereen hield zijn eigen toekomstige woning nauw in de gaten, dat er werd voldaan aan alle wensen. Meerwerk, minderwerk, een indrukwekkende organisatie was het zeker.

De oplevering
De eerste appartementen, aan de Anna Spenglerstraat, werden opgeleverd in december 1987. In februari 1988 en de maanden daarop volgden de rest. Het was een prachtig pand geworden.
Die zomer van 1988 bleek bijna de gehele benedenverdieping zwanger. Velen hadden ook zo lang moeten wachten op geschikte woonruimte, waar ook het nageslacht inpaste. Dus toen die kans zich eindelijk aanbood wachtten velen niet langer.

Inmiddels wonen we hier dus dit jaar 32 jaar, doorstroming is er wel, maar naar schatting zo’n 60% van de oorspronkelijke bewoners woont er nog steeds. Ook de tweede generatie heeft het pand alweer verlaten, enkelen van hen hebben hier zelfs zelf een woning kunnen bemachtigen.

Augustus 2020
Pieter van Broekhuizen
Poortgebouw
Amsterdam

Dit bericht is geplaatst in Alle berichten, WGeschiedenis (historische feiten, foto's, verhalen en anecdotes). Bookmark de permalink.

Geef een reactie