Het Pesthuys, 1660. In 1635 werd een tweede gasthuis geopend voor Amsterdammers die leden aan de pest. Het gebouw werd omringd door een gracht en de gracht liep ook door het binnenterrein, zodat de zieken per schuit aangevoerd konden worden. Het gebouw bevond zich op het huidige WG terein nabij het Vondelpark, destijds ver buiten de stad.
In de zeventiende eeuw werd Amsterdam een aantal keren getroffen door de pest. In de laatste zware epidemie (1664) vielen er 24.148 doden, 10% van de totale bevolking. Het aantal wezen steeg enorm waardoor er vanaf 1657 een aantal weeshuizen werden geopend (oa Burgerweeshuis). In 1668 was de pest uitgewoed en kwam niet meer voor. Rond 1930 is het gebouw gesloopt.
Cité
Medicale, Christiania of ‘tweedehands planologie’
In de gesprekken die ik in de afgelopen maanden met
Poortgebouwbewoners voerde kwamen regelmatig ‘Buitenpoorters’ voorbij die een belangrijke
rol hebben gespeeld in de strijd om het WG terrein. Ted had pittige gesprekken
met wethouders en ambtenaren, Margreet, Bart en Pieter werkten samen met het
Bouwfonds, Hans ging aan de slag met het wijkopbouworgaan, Mechtild had veel
contacten in de buurt en Annette begaf zich tussen de krakers. Een bont
gezelschap van ambtenaren, activisten, buurtbewoners met uiteenlopende meningen
over de toekomst van het WG terrein en het Poortgebouw was daar een deel van.
De diverse groeperingen hadden verschillende kanalen om hun ideeën
kenbaar te maken. In de buurt werden kranten, folders en affiches op
schrijfmachines getypt, in elkaar geplakt en vervolgens gestencild of gedrukt.
Tegelijkertijd werden in het gemeentehuis vele nota’s en verslagen geproduceerd
die langs ambtenaren en commissies naar B&W
werden geleid om uiteindelijk in raadsbesluiten te worden vastgelegd. Alle
partijen hebben van alles en nog wat op papier gezet, maar niet alles is
gearchiveerd. Veel is inmiddels in de kieren van de tijd verdwenen of wordt in
dozen op zolders bewaard. Het bestuurlijke traject is goed gearchiveerd en met
het nodige geduld kun je het spoor van de besluitvorming rond het WG terrein en
het Poortgebouw terug volgen in het Stadsarchief. Om de niet-ambtelijke
documenten te vinden vergt flink wat doorzettingsvermogen. Praten met
betrokkenen van verschillende pluimage helpt ook en vaak komen er dan al
pratend pamfletten, aantekeningen en schetsjes op tafel.
Om te beginnen heb ik met twee projectleiders van de gemeente
gesproken: Kees van Ruyven van 1981 tot 1985 leider van de Ambtelijke Werkgroep
WG Terrein en zijn opvolger, Robert Dijckmeester, die tot 1990 die functie
bekleedde.
Het Wilhelmina Gasthuisterrein
is één van de vele voorbeelden van het herbestemmen en herinrichten van
leegkomende gebouwencomplexen in Amsterdam. Deze vorm van ‘tweedehands
planologie’ levert een substantiële bijdrage aan het realiseren van de
filosofie van de compacte stad. Toch is de politieke, bestuurlijke en
ambtelijke aandacht voor deze planologische activiteit niet in overeenstemming
met het belang daarvan. Want meer dan alléén voor woningbouw bieden dit soort
terreinen ruimte voor tal van functies die voor de hele stad van belang zijn. Stadsvernieuwing
en aanvullende woningbouw lijken meer op de voorgrond te staan. De praktijk
wordt dan ook vaak gekenmerkt door een ad hoc aanpak van herbestemmingen, een
aanpak waar het ambtelijke beheermanagement nog moeilijk raad mee weet.
Dit schrijft Van Ruyven aan het einde van zijn
projectleiderschap in een publicatie van de Dienst Ruimtelijke Ordening met de
titel Een ziekenhuis om in te wonen, te werken en te studeren. Hij zet
helder uiteen wat de stand van zaken is en geeft het stokje over aan
Dijckmeester, die opdracht krijgt om het plan, dat in 1984 door de werkgroep is
opgesteld, uit te voeren. Dat valt in de praktijk nog niet mee want het plan
bestaat uit deelprojecten die stuk voor stuk nog niet zijn uitgekristalliseerd
en waarover betrokken partijen het niet eens zijn. Ondertussen dringt de tijd want
de ziekenhuisgebouwen zijn een jaar eerder verlaten en door leegstand verkommert
het complex. Krakers staan in de startblokken, gas, elektriciteit, water zijn
afgesloten, delen van de interieurs zijn uit paviljoens gesloopt en verhandeld
of opgestookt. Sommige bestuurders vrezen voor een Amsterdams Christiania. Zij zien
niets in de navolging van het sociale experiment dat zich in de jaren zeventig
in Kopenhagen heeft ontwikkeld. Anderen zullen het wellicht als een lonkend
perspectief hebben beschouwd, een transformatie van het voormalige omheinde
ziekenhuisterrein naar een groene vrijplaats middenin Amsterdam. Zo ver is het
niet gekomen maar de open structuur van de paviljoens, de vele volgroeide
bomen, het ontbreken van autoverkeer, vormen wel het uitgangspunt voor de transformatie van
het WG terrein. Met behulp van herbestemming, wat Van Ruyven
‘tweedehands planologie’ noemt, zal het gebied met de eeuwenoude medische geschiedenis
nieuwe functies en een nieuw gezicht krijgen.
Dat betekent een veel verdergaande verandering dan wat in de plannen van Rijk, Provincie en stad tot dan toe is verkondigd. De overheid heeft de plannen voor een modern academisch ziekenhuis, een Cité Medicale, lange tijd op het WG terrein geprojecteerd. Het ontwerp van stadsbouwmeester Van Leupen toont hoe men daar in de naoorlogse jaren over dacht. Zijn tekeningen en maquette maken het voorstelbaar dat waar wij nu wonen een gebouwencomplex had kunnen verrijzen dat qua uiterlijk te vergelijken is met het AMC.
De plannen voor een modern academisch ziekenhuis zijn uiteindelijk niet in Oud West maar in Zuid Oost gerealiseerd. Alleen het Jan Swammerdam Instituut aan de Eerste Constantijn Huygensstraat is tussen 1961 en 1964 gebouwd. De voortschrijdende woningnood, de wijzigingen in het stadsvernieuwingsbeleid plus de veranderende opvattingen over ziekenhuisbouw leiden echter tot de conclusie dat het WG terrein en de Kinkerbuurt niet geschikt zijn voor een groot ziekenhuiscomplex. Halverwege de jaren zestig start de bouw van het AMC. Als functie voor het vrijkomende terrein in West wordt in het bestemmingsplan van 1973 alleen gezondheidszorg genoemd, maar het duurt lang voordat er serieuze plannen worden gemaakt. Pas in 1980 wordt de eerste ambtelijke werkgroep benoemd door de wethouder van Volksgezondheid, Tineke van Klinkenberg. (Op de foto hieronder is Van Klinkenberg afgebeeld naast burgemeester Van Thijn, op de foto daaronder Jan Schaefer.)
Terrein en gebouwen worden onderzocht op geschiktheid voor
gezondheidszorgfuncties, maar er wordt ook geïnventariseerd wat eventuele
mogelijkheden zijn voor wonen en buurtvoorzieningen. Een tweede ambtelijke werkgroep,
dit keer onder leiding van de Dienst Ruimtelijke Ordening, schrijft een nota
van uitgangspunten en die wordt eind 1982 door de raad vastgesteld. Jan
Schaefer is dan de verantwoordelijke wethouder, een verschuiving van
volksgezondheid richting volkshuisvesting tekent zich af. Voorjaar 1984 begint
een op uitvoering en beheer gerichte fase onder leiding van het Grondbedrijf en
er wordt geld uit het stadsvernieuwingsfonds gereserveerd.
Ondertussen speelt ook de kwestie van de eigendomsoverdracht,
door Van Ruyven een slopende kwestie genoemd. De gemeente heeft het complex in
1973 voor 2,9 miljoen gulden aan de UVA afgestoten, dat wil zeggen aan het
ministerie van O&W. Nog geen tien jaar later worden het terrein en de
gebouwen getaxeerd op 82 miljoen, een onbetaalbare prijs voor de gemeente die
een bod doet van 13 miljoen gulden. Dit leidt tot een patstelling in het
overleg tussen de gemeente en het ministerie en er wordt besloten de knoop te
laten doorhakken door een externe deskundige. Met de hakken over de sloot gaan
de partijen eind 1983 partijen akkoord met de door de externe deskundige
geadviseerde verwervingsprijs van 15 miljoen gulden, dat is ongeveer op het
moment dat de laatste verhuiswagens van west naar zuidoost rijden. De gemeente wordt
verantwoordelijk voor de toekomst van het terrein, maar ook voor het praktische
beheer en dat is geen geringe taak gezien de ravage die is ontstaan tijdens en
na de verhuizing van het ziekenhuis.
Van Ruyven maakt met de werkgroep in 1984 concrete plannen. Stadsvernieuwing en woningbouw worden belangrijker en buurtbewoners raken steeds meer betrokken. Dat maakt het proces ingewikkelder maar het is ook een creatieve uitdaging. De verschillende – soms zeer ludieke – ideeën over herbestemming zijn onderwerp van veel discussies tussen de verschillende partijen en het ambtelijke apparaat weet er moeilijk raad mee. Een tot de verbeelding sprekend voorbeeld is het Ketelhuis, de energiecentrale van het voormalige ziekenhuis, een markant gebouw maar inmiddels buiten functie. Vanuit het Wijkopbouworgaan wordt geopperd dat je er een zwembad in kan huisvesten. Wat had ik daar graag gezwommen … maar helaas mag het niet zo zijn, in 1985 wordt het Ketelhuis gesloopt om ruimte te maken voor woningen en een voorziening ten behoeve van de geestelijke gezondheidszorg. Het beeld van de vallende toren siert het omslag van het uitvoeringsplan van de Ambtelijke Werkgroep, waarover later meer.
Volgende keer vervolg ik het verhaal over de
transformatie van het WG terrein op basis van de gesprekken met Kees van Ruyven
en Robert Dijckmeester.
Vanaf het eerste uur tot op de dag van vandaag is Mechtild een hartstochtelijk pleitbezorger van het Poortgebouw. Vele notities en talloze notulen zijn uit haar pen gevloeid, in officiële vergaderingen en achter de schermen bracht ze partijen bij elkaar en ze was de aangewezen persoon om als eerste de functie van voorzitter van de Woonvereniging te bekleden. Annette komt later bij de groep, zij en Gerrit Jan worden lid en hopen zo een huurwoning te bemachtigen in het Poortgebouw. Ze zijn betrokken bij het toekomstbestendig maken van de Woonvereniging. Met Annette en Mechtild praat ik over de beginjaren van Woonvereniging Willemina.
Zoals notarieel vastgelegd is het doel van de Woonvereniging het creëren van een ‘sociaal woongebouw’. Met dat voor ogen gaan de leden begin jaren tachtig in Amsterdam op zoek naar een pand dat verbouwd kan worden tot afzonderlijke wooneenheden en een aantal gemeenschappelijke ruimten. De vereniging zal eigenaar worden van het gebouw en zo kunnen de leden een woning huren of kopen. Gezamenlijk betalen ze het onderhoud en de verzekering van de opstal. In de gemeenschappelijke ruimten worden voorzieningen getroffen waar alle bewoners gebruik van kunnen maken, zoals bijvoorbeeld een crèche voor de kinderen. De combinatie van huur- en koopwoningen is een belangrijk uitgangspunt voor de initiatiefnemers. Bovendien sluit dat aan bij de wensen van de buurt, waar grote behoefte is aan sociale huurwoningen. Om die reden wordt gekozen voor de juridische vorm van een coöperatieve vereniging en dat wordt vastgelegd in de oprichtingsakte die begin 1984 wordt ondertekend. Zo wordt het mogelijk om huurders met een kleine beurs en kopers, die over ruimere middelen beschikken, te verenigen.
Tussen het passeren van de oprichtingsakte en het notarieel vastleggen van de definitieve afspraken verloopt de nodige tijd, want het heeft nogal wat voeten in aarde om alle betrokken partijen op één lijn te krijgen. Gemeente, provincie, het rijk en de directie van het ziekenhuis moeten het eens worden over de prijs, de overdracht en de bestemming van de gebouwen en het terrein. De buurtbewoners laten ook flink van zich horen evenals de krakers die begin jaren tachtig overal in de stad geducht strijd leveren om betaalbare woningen te bemachtigen.
Mechtild manoeuvreert tussen al deze partijen door, je zou haar kunnen betitelen als Wilde Mina. Strijdbaar en onvermoeibaar onderhoudt ze goede banden met de buurtbewoners, met de ambtelijke werkgroep WG terrein en met het Bouwfonds. Deze projectontwikkelaar van goedkope koopwoningen heeft in opdracht van de gemeente onderzocht of het Poortgebouw geschikt te maken is voor bewoning. Waar het Bouwfonds 50 woningen van circa 70 m2 voor zich ziet, streven de initiatiefnemers naar 33 wooneenheden met een minimale omvang van 70 en maximaal 180 m2. Waar het Bouwfonds mikt op een- en tweepersoons huishoudens en uniformiteit, streeft de vereniging ook naar woningen voor gezinnen en variatie. Tegelijkertijd wordt er hard gewerkt aan de relatie met de buurt. De bewoners hebben zich georganiseerd omdat zij de nieuwe bestemming van het WG terrein mee willen bepalen en dus ook de bestemming van het toonaangevende Poortgebouw. Door de helft van de woningen open te stellen voor de buurt neemt de sympathie voor het verenigingsinitiatief toe.
Het lukt uiteindelijk om het plan van
de aankomende bewoners te realiseren maar niet zonder enkele veren te laten. De
financiering blijkt het grootste struikelblok want aan wie gaat de gemeente het
gebouw verkopen en hoe kan er een garantie worden gegeven voor deze pittige
financiële transactie. Dat is de situatie halverwege de jaren tachtig.
Annette wordt omstreeks die tijd door Hans en Irene attent gemaakt op de plannen voor het Poortgebouw. Zij en Gerrit Jan zijn studenten en wonen in Oud West, het enthousiasme is groot maar de middelen zijn beperkt. Huren is hun eerste optie en dus worden ze lid van de Coöperatieve Vereniging Willemina in de hoop een woning te verwerven in het Poortgebouw. In dezelfde periode wordt duidelijk dat de verbouwingskosten hoger uitvallen dan geraamd. Omdat de prijzen van de huurwoningen onder de huursubsidiegrens moeten blijven, nemen de koopprijzen extra toe. Het moeilijke besluit wordt genomen: het worden alleen koopwoningen. Annette en Gerrit Jan nemen het risico en melden zich aan als potentiele kopers. Ze bepleiten dat de juridische constructie wordt gewijzigd want het lijkt er op dat de financiële risico’s onvoldoende afgedekt kunnen worden. Een nieuw traject wordt gestart om alle juridische obstakels uit de weg te ruimen zodat de kandidaat bewoners kunnen kopen. Dat leidt tot de oprichting van verschillende verenigingen.
Na de oplevering van het Poortgebouw
neemt Hans de Vries de voorzittershamer van Mechtild over. Hij bekleedt die
functie tot 2000 als Anette het stokje van hem overneemt. In een van de volgende blogs ga ik zeker met Hans
praten en hoop dat hij mij dan alles uitlegt over de verschillende
verenigingen.
Mechtild en Annette zijn beiden actief
gebleven om het welslagen van het Poortgebouw te verduurzamen. Een duidelijk
voorbeeld is het energietransitie-project dat momenteel de gemoederen flink bezig houdt. De Wilde
Mina’s, strijdvaardig als altijd, zetten zich in om het WG terrein inclusief
het Poortgebouw aardgasvrij te maken. Ze doen dit met een hele groep en – om
misverstanden te voorkomen – de eretitel is genderneutraal, alle mannelijke en LHBTI collega-activisten kunnen
zich Wilde Mina noemen.
Volgende keer zullen Kees van Ruyven
en Robert Dijckmeester vertellen over de ambtelijke werkgroep WG terrein waar
zij tussen 1980 en 1990 projectleider van waren.
De scriptie, die Hans Dijkema in 1981 heeft geschreven aan het einde van zijn studie andragologie, krijg ik te lezen als voorbereiding op ons gesprek. Twee delen in ringband, alles bij elkaar 150 pagina’s typoscript en er is – gelukkig voor mij – ook een samenvatting. De strijd om het WG terrein is klaarblijkelijk een ingewikkeld proces geweest, veel partijen gingen in wisselende samenstellingen met elkaar in de clinch, soms vliegen de vonken er af en dan wordt er weer gepolderd. Alle reden om – voorzien van een vragenlijst – met de auteur in gesprek te gaan om te horen hoe het er omstreeks 1980 aan toe ging, op de universiteit, in de Amsterdamse ziekenhuiszorg, bij de gemeente en in de buurt.
Tussen 1971 en 1974 studeert Hans medicijnen aan de VU in 1974.
Met medestudenten organiseert hij werkgroepen over sociale onderwerpen. Ze
lezen boeken over samenlevingsopbouw en ze betrekken het Werktheater bij een
project wat resulteert in een optreden van de opzienbarende Amsterdamse
theatergroep in de VU. In zijn vriendenkring maakt Hans kennis met studenten
andragologie. De boeken, die hij uit belangstelling voor de relatie tussen
maatschappij en (geestelijke) gezondheidszorg naast zijn studie medicijnen
leest, zijn bij andragologie voorgeschreven lesstof. Dat zet hem aan tot een
switch naar deze studie.
Wat hij daar leert, wil hij in praktijk brengen en reist daarom in
1978 af naar Zuid Amerika. Eenmaal daar komt hij er achter dat hij met zijn
theoretische kennis in de praktijk weinig kan bijdragen aan de noodzakelijke
veranderingen. Thuis in Amsterdam besluit hij om zijn kennis in zijn eigen
buurt in praktijk om te zetten. Oud West staat er in die tijd niet
florissant voor: dicht bevolkt door huishoudens met lage inkomens, afnemende
bedrijvigheid, achterstallig onderhoud en weinig sociale voorzieningen. De
betrokken partijen hebben uiteenlopende belangen, maar burgers laten zich niet
aan de kant schuiven zoals ook elders in de stad blijkt waar buurtbewoners en
bestuurders regelmatig tegenover elkaar staan met de krakers in de voorhoede en
de politie als gezagsdragers aan de andere kant. De ontruiming van het
gekraakte pand op de hoek van de Vondelstraat voltrekt zich in 1980 op een
‘steenworp’ afstand van het WG.
Hans is in dat jaar bestuurslid bij het Wijkopbouworgaan Oud West en wordt dat daarna ook van het Dirk van Nimwegen Centrum in de Borgerstraat. Zijn studie en vanaf 1980 zijn professionele loopbaan (eerst in Alkmaar en dan in Zaandam) zijn verweven met zijn buurtactiviteiten. Het is dan al lang bekend dat het Wilhelmina Gasthuis uit west gaat vertrekken en dat veroorzaakt de nodige onrust in de buurt. Zullen de gezondheidsvoorzieningen wel voldoende blijven als het ziekenhuis naar Amsterdam Zuid Oost verhuist? Waar zal de dichtstbijzijnde Eerste Hulp-post komen? En wat gaat er met het ziekenhuisterrein gebeuren? Als de hekken verdwijnen en de paviljoens leeg komen dan biedt dat ook nieuwe kansen, maar wie gaan daar over beslissen?
Studiemateriaal genoeg! Het wordt in 1981 het onderwerp van zijn afstudeerscriptie
getiteld De strijd om het WG terrein begint… Hans beschrijft het strijdtoneel,
de partijen en hun belangen, de doelen en de tactieken. Hij plaatst het
Wilhelmina Gasthuis in de context van de naoorlogse gezondheidszorg in
Amsterdam. Verschillende kleine ziekenhuizen verspreid over de stad, dat wil
zeggen dat de Amsterdammers nooit ver verwijderd zijn van een ziekenhuis maar het leidt ook tot
zogenaamde ‘overbedding’. De relatief hoge kosten van lege bedden zijn voor de
overheid reden om een fikse ziekenhuissanering in te zetten en een groot deel
van de zorg bijeen te brengen in het Academisch Medisch Centrum aan de rand van
de stad. Omstreeks 1980 is de vraag of er in het centrum ruimte moet blijven
voor een ziekenhuis en of het WG terrein daar de aangewezen plek voor is. Het
terrein, dat ruim 10 hectare bestrijkt en dat in de beleving van de
buurtbewoners zo lang als zij zich kunnen heugen een afgesloten gebied is
geweest, biedt natuurlijk ook mogelijkheden voor allerlei andere functies.
Woningen, bedrijfsruimten, ateliers, kinderopvang, een gezondheidscentrum en
een sportschool staan op de wensenlijst.
Het ministerie van volksgezondheid, de universiteit, de provincie, de gemeente en de buurtbewoners hebben verschillende ideeën en financieel is het ingewikkeld. Op een of andere manier moeten de partijen bij elkaar komen om gezamenlijk een toekomstvisie te ontwikkelen over wonen, werken en medische voorzieningen in de buurt. Makkelijker gezegd dan gedaan, termen als advies-(malle) molen, getouwtrek op gemeentelijk niveau en het pettensyndroom geven aan dat de besluitvorming bij tijd en wijle een onontwarbare kluwen lijkt te zijn. Een van de conclusies die Hans trekt is dat er een Wijkwelzijnsplan moet komen en hij ziet voor het Wijkopbouworgaan Oudwest een taak weggelegd.
In die jaren woont Hans op verschillende adressen – met
uitzondering van Uilenstede – in Amsterdam Oud-West. Sinds 1983 woont hij samen
met Irene aan de Brederodestraat 5. Hun zoon Iwert wordt daar geboren, maar de
jonge ouders gaan op zoek naar een andere, alternatieve woonvorm. Zij
komen in contact met onder anderen Luit Tabak en Eberhard van der Laan die betrokken
zijn bij een collectief woonproject in
de Hasebroekstraat. Ook leren ze Margreet kennen die dan bezig is met een project
op Prinseneiland. Uiteindelijk is Margreet degene die Hans en Irene bij de
Poortgebouwgroep introduceert. Een andere grappige link is Annette, die in die
tijd op Iwert past; zij en Gerrit Jan worden langs die weg betrokken bij de WG
plannen.
Terwijl de Poortgebouwplannen worden ontwikkeld ontrollen zich verschillende scenario’s voor het WG terrein. Er moet ook over voorlopige bestemmingen worden nagedacht, want de tijd dringt, er is lang nagedacht en overlegd over de verhuizing van het ziekenhuis maar beslissingen over de toekomstige bestemming van het terrein zijn lang in de lucht blijven hangen. Te elfder ure slaan bewoners en welzijnswerkers de handen ineen en de gemeente komt ook in beweging. Er komt een Wijkwelzijnsplan en Hans draagt zijn steentje bij. Namens het wijkbestuur neemt hij deel aan allerlei ambtelijke projectteams en overleggroepen waarin plannen voor de herbestemming van het WG-terrein worden uitgewerkt. Belangrijkste uitgangspunt is dat er naast woon- en bedrijfsruimte voorzieningen voor welzijn en gezondheidszorg gecreëerd moeten worden, specifiek gaat het om een Eerste Hart Hulppost, voorzieningen voor Geestelijke Gezondheidszorg en een huisartsenpost.
De plannen van toen zijn voor een groot deel gerealiseerd,
met uitzondering van de Eerste Hart-Hulp. In de loop van de tijd zijn
wijzigingen doorgevoerd maar in de structuur van het terrein zijn de functies
die men voor ogen had ondergebracht in de oude paviljoens en in nieuwe
gebouwen.
Volgende keer praat ik met
Annette en Mechtild over het ontstaan van de woonvereniging(en).